Er was eens een zaadje diep onder de grond. Het woonde daar met allemaal andere zaadjes.
De zaadjes hadden het prima daar. Het was er donker, maar licht hadden ze nog nooit gezien. Ze hadden wel last van kiezels en stenen, maar ze pasten zich aan. Ze gingen wat verliggen en zorgden dat ze het lekker comfortabel hadden. Ze hadden regenwater genoeg om van te drinken. De enige zorg die zij hadden was keer op keer zorgen dat ze niet wegspoelden. Daar waren ze druk mee bezig. En als het lukte dan konden ze weer ontspannen en samen plezier maken.
Tot op een dag het regenwater veranderde in een andere smaak. De chemische stoffen maakten de zaadjes misselijk en week. De stoffen varieerden ook van tijd tot tijd. De zaadjes verloren hun kracht en werden heel erg bang. Maar omdat het allemaal zo geleidelijk gebeurde, wisten de zaadjes zich toch steeds aan te passen.
Behalve dat ene zaadje. Dat zaadje vond het allemaal maar vreemd wat er gebeurde. Dit zaadje was opmerkzaam en onderzocht wat de chemische stoffen allemaal met hem deden. Hij werd er verdrietig van en werd zich gewaar van de angst die hij voelde. De angsten bleken groter dan hij ooit gedacht had. Want ook door het ongemak van de kiezels en stenen had hij angsten opgelopen. Heel subtiel zaten deze emoties door hem heen geweven.
Dit kleine bewuste zaadje voelde zich gevangen. Hij probeerde ertegen te vechten, maar het hielp niet. Dus besloot het zaadje de angst, boosheid en verwarring helemaal in zich op te nemen. Het er helemaal te laten zijn zonder oordeel of weerstand.
En er gebeurde iets wonderlijks. De angsten veranderden in rust en stilte. Het zaadje voelde geen onrust meer. En daar in het midden van de stilte scheen een piepklein puntje licht. Ja daar! Midden in het zaadje! Dat had het zaadje nog nooit gevoeld en gezien. Het voelde zo fijn!!
De tranen rolden het zaadje over de wangen. Ditmaal niet van verdriet, maar van dankbaarheid. Diepe, diepe dankbaarheid. Het zaadje was al die chemicaliën zo dankbaar. Want zonder hen had hij dit alles nooit kunnen meemaken. En oh kiezels en stenen, ik hou zo van jullie! Dank je wel dat jullie niet zijn geweken en mij al dit ongemak en pijn hebben geschonken. Wat heerlijk dat zulke ellende bestaat!
En telkens als het zaadje zich op deze dankbaarheid richtte, groeide het lichtpuntje binnenin beetje bij beetje. Tot het vibreerde in het zaadje zoals echte levenskracht doet.
Op een dag zag het zaadje ineens nog veel meer licht. Het was gegroeid door het vergroten van de levenskracht. Het kwam boven de grond uit waardoor zijn hele realiteit veranderde. Hij genoot van het zonlicht en de regendruppels op zijn bladeren. Hij groeide uit tot een prachtige bloem, stralend in de zon. En realiseerde zich dat hij nu was wie hij werkelijk was. Zo open en kwetsbaar, maar ook zo krachtig en sterk. Het zat al die jaren in het zaadje verstopt.
Verderop stonden nog een paar bloemen. Samen waren zij één bloemenveld. Heerlijk krachtig stralend in de zon.
Maar diep van binnen moest hij soms zachtjes huilen. Hij voelde de angsten en pijnen van al die slapende zaadjes diep onder de grond. Alle zaadjes die niet weten dat ze in werkelijkheid ook prachtige bloemen zijn. Hij wachtte af tot ze hem zouden volgen. Want alleen als zij de diepe angsten in zichzelf gingen voelen, hadden ze de kracht om zich op te reiken. En de ruimte om de diepe dankbaarheid te ervaren. Geduld, compassie en afwachten is het grootste cadeau wat de bloem aan de andere zaadjes kon geven. Pas dan zou de bloem hen een helpend blad uitsteken, uit liefde.